Belastingen opgelegd door de Staten van Overijssel

500e en 1000e Penning

Een eerste vermelding van een provinciale belasting op het vermogen dateert van 1621. In 1638 is er sprake van een 'tauxatie' van een gulden voor allen met een vermogen tot 500 gulden, van een gulden en 10 stuivers voor vermogens van 500 tot 1.000 gulden en tenslotte van een gulden voor elk vermogen van 1.000 gulden meer. Deze belasting op de vermogens werd definitief ingevoerd in 1675, aanvankelijk de 500e, maar sedert 1679 de 1000e. In de steden werden de kohieren geformeerd door gecommitteerden uit de raad en de meente. Na 1762 werd deze belasting niet meer geheven. Gezien het karakter van deze belastingen vond combinatie met het hoofd- en vuurstedengeld dikwijls plaats.

Verponding

In de 17de en 18de eeuw werd een belasting onder de naam "verponding" geheven. In 1600 voerde de Republiek deze belasting in, die werd geheven op onroerend goed, zoals grondstukken en huizen. Vrijgesteld waren bezitters van goederen binnen de stadsgrachten, evenals armlastigen. Bij bouwland moest voor elke mudde gezaai (ongeveer 0,3 ha ingezaaid land) 15 stuiver worden betaald. Voor het overige land werd van de pachtsom de 7de Penning (het zevende deel) geheven.

Vuurstedengeld

In 1598 besloten de Staten van Overijssel belasting te heffen op vuursteden (stookplaatsen). Hierbij ging het om een soort belasting op huizen, waarbij de grootte van het huis en daarmee het te betalen bedrag afgemeten werd aan het aantal kamers waar een vuur kon worden gestookt. Het schoorsteen- of vuurstedengeld werd pas ingevoerd in 1628. Iedere stookplaats werd met 20 stuiver belast. In bepaalde gevallen kon men vrijstelling krijgen, zoals bij armlastigheid of als de inrichting van het huis sterk was verwaarloosd.

Hoofdgeld

Een andere vorm van belasting was het "hoofdgeld" dat door de Staten van Overijssel in 1675 werd ingevoerd. Voor iedereen die ouder was dan 16 jaar moest het gezinshoofd 15 stuiver betalen.

Zoutgeld

In 1693 gingen de Staten van Overijssel ertoe over mensen al naar gelang hun vermogen aan te slaan voor een bepaald bedrag aan "zoutgeld". Het te betalen bedrag was gebaseerd op de taxaties van de "1000ste Penning", een in 1638 ingestelde belasting op onroerend goed.

<< Lees meer over genealogie